Je start het brugklasjaar met een introductieweek, je slaapt een nachtje op school, je ontbijt samen met je klas, leert elkaar kennen, hebt al een schoolfeest, er zijn activiteiten, zoals een speurtocht door Alkmaar en Expeditie Robinson. Na deze week ken je het Willem Blaeu al helemaal!
Elke klas heeft een mentor. Deze let op of het goed gaat met alle leerlingen. De leerlingen kunnen met allerlei vragen bij de mentor terecht. De mentor heeft een aantal momenten per week een mentoruur. In een mentoruur bespreekt de mentor allerlei zaken die met de school te maken, er is ook aandacht voor het leren leren. Hoe leer je voor een proefwerk en een s.o. (schriftelijke overhoring)? Voor ouders is de mentor het eerste aanspreekpunt binnen de school.
Elke brugklas heeft naast de brugklasmentor een leerlingmentor. Dat is een leerling uit de bovenbouw die jou het hele jaar door kan helpen. Deze leerling kent de school heel goed en weet antwoord op al jouw vragen, kan je helpen de weg vinden in het gebouw, bij het openen van je kluisje, met vragen over huiswerk, etc.
Je fietst nooit alleen, de brugklasmentor maakt afspraken in de klas over wie waar vandaan komt en hoe met elkaar mee te fietsen.
Er is een binnentuin waar je rustig kunt pauzeren.
Er zijn twee kantines waar altijd plek is om je broodje te eten.
Er zijn twee mentorlessen per week. Je mentor helpt je met leren, plannen en organiseren, dat je je klasgenoten goed leert kennen en jezelf.
Op de ‘Ken je klas’ middag presenteer je samen met je klasgenoten je klas aan je ouder(s)/verzorger(s).